Grote steden zijn vandaag de dag makkelijk te bereiken door middel van het snelwegennet dat door ons hele land ligt. Toch is het nog niet zo heel lang geleden dat deze wegen nog niet bestonden. In dit blog een situatieschets van het allereerste autogebruik.

Het aantal auto’s toen en nu

Het is bijna niet voor te stellen dat de auto nog niet zo heel erg lang geleden een luxeproduct was. Op 1 januari 2015 stonden er een kleine acht miljoen personenauto’s geregistreerd. Ter vergelijking, begin jaren twintig waren dat er tienduizend. In de jaren dertig vond er een lichte stijging plaatst maar het is pas vanaf de jaren 60’ en 70’ dat een auto voor de ‘normale mens’ massaal bereikbaar is.

De snelle groei

Met de groei van het aantal auto’s ontstonden er problemen met de weg. De wegen van de jaren dertig waren niet breed genoeg om er veel auto’s langs te laten rijden. In 1929 schreef de Nieuwe Rotterdamse Courant er al over: “Het is gewoon jammerlijk hoe in het centrum des lands op heden een auto dezen afstand moet rijden. Smal en bochtig, met tallooze bruggetjes, slingter de weg zich bijna over den geheelen afsand door bebouwde kommen, die geen snelverkeer toelaten.”

Provinciale wegen

Het mag dan ook geen wonder heten dat provinciale wegen en rijkswegen niet toereikend genoeg bleken. Als oplossing werd de snelweg geïntroduceerd. Snelwegen buiten de bebouwde kom zouden goedkoper zijn dan het verbreden van de al aanwezige wegen. Bij de aanleg van nieuwe wegen werden met name economische motieven meegenomen. De bereikbaarheid van de grote steden zou verbeterd moeten worden. Daarbij werd in het begin met name gericht op de verbindingen tussen Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht.

Tegenwoordig is heel Nederland binnen een handomdraai te bereiken via de snelweg. Zowel particulieren, het openbaar vervoer als taxidiensten maken hier dan ook dankbaar gebruik van.